“Toen ze nog beter rond keek in de grot zag ze Jelle dan eindelijk!
In een smalle nis in een rotswand, achter dikke stalen tralies, zag ze haar broer ineens zitten. Bedroefd en angstig hield hij zijn hoofd in zijn handen. Hij keek angstig naar de grijparm van rook die keer op keer uit ketel omhoog kwam. Hij zat opgesloten en kon geen kant op. “
“Ze was zo pienter om niet meteen de aandacht van Jelle te trekken. Ze vond haar broer niet zo ́n slimmerik en het laatste wat ze wilde was dat hij haar verstopplek zou verraden!
Maar wat nu?”